Atriumfibrilleren

Uit Stolling en Antistolling
Ga naar: navigatie, zoeken

Atriumfibrilleren (AF)

Boezemfibrilleren (oftewel atriumfibrilleren (AF)) is het niet goed samentrekken van de boezems van het hart. Dit ontstaat doordat de elektrische impulsen die de boezems normaliter golfsgewijs activeren nu chaotisch plaatsvinden. Door het ontbreken van boezemcontracties zal bloed daar langzamer gaan stromen en dit kan leiden tot stolselvorming. Dit stolsel kan leiden tot een embolie elders.

Het optreden van AF neemt sterk toe met de leeftijd. Boven 75 jaar is er een incidentie van > 15%


Vormen van atriumfibrilleren

  • Paroxysmaal: aanvalsgewijs AF dat vanzelf stopt en waarbij een aanval minder dan 7 dagen duurt
  • Persisterend: AF dat langer dan 7 dagen duurt en met behulp van cardioversie gestopt kan worden
  • Permanent: continu AF waarbij cardioversie niet helpt of waarbij geen converterende behandeling wordt gegeven


Stase in linker atrium

Trombi bij AF ontstaan vanwege het ontbreken van het goed samentrekken (contraheren) van de boezems. Hierdoor blijft het bloed enigszins stil staan (stasis). Reden van orale antistollingtherapie (OAC) bij patiënten met atriumfibrilleren (AF) is de kans op het ontstaan van trombi in het linker atrium tegen te gaan. Deze trombi kunnen namelijk los raken en naar het hoofd schieten om aldaar een beroerte te veroorzaken. Bij AF is niet alleen sprake van storing in het stromingspatroon van bloed (stase) in de boezems, maar ook van een algeheel verhoogde stollingsneiging van het bloed. Er zijn dus volgens de Trias van Virchow al 2 factoren aanwezig, die ongewenste stolling kunnen doen optreden in de boezems van het hart. Een trombus bij AF treedt met name op in het linker hartoor


Hoge incidentie van (ischemisch/trombotisch) CVA bij AF

  • De meest ernstige complicatie van AF is een trombotische beroerte (ischemisch CVA)
  • De jaarlijkse incidentie van CVA bij AF met verhoogd risico is >4,5% en 1 van elke 6 CVA’s wordt veroorzaakt door AF
  • Bij AF zijn de CVA’s in het algemeen groter en gaan ze gepaard met hogere mortaliteit in de vroege fase
  • De CVA’s bij AF treden over het algemeen op oudere leeftijd op dan de CVA’s bij patienten in sinusritme