Laboratoriumtesten bij antistollingsmiddelen

Uit Stolling en Antistolling
Ga naar: navigatie, zoeken

Meten effecten acenocoumarol en fenprocoumon

  • Meet het effect van acenocoumarol en fenprocoumon met INR, de therapeutische waarde is afhankelijk van de indicatie voor antistolling.
  • In Nederland wordt een lage therapeutische waarde aangehouden van INR 2,0 tot 3,0 en een hoge therapeutische waarde van 2,5 tot 3,5.


Meten effect van LMWH , pentasaccharide of heparinoïde

  • Monitor een LMWH niet routinematig. Een spiegelbepaling, middels een anti-factor Xa spiegel, kan overwogen worden bij obesitas, kreatinine klaring < 30 ml/min, zwangerschap, neonaten en kinderen.


Meten van het effect van ongefractioneerde heparine

  • Meet het effect van ongefractioneerde heparine met de aPTT. Overweeg een anti-Xa activiteitsmeting indien de aPTT onbetrouwbaar is


Meten fondaparinux

  • Monitor fondaparinux niet standaard, controleer alleen bij hoge uitzondering met een anti-factor Xa bepaling.


Meten effect bivalirudine

  • Meet indien nodig het effect van bivalirudine bij voorkeur met de dTT/ECT/ECA, de streefwaarde is resp. 1,5 tot 4,0 mg/L; 2,3 tot 4,8 mg/L; 1,5 tot 3,2 mg/L. Meet bij PCI met de ACT, de streefwaarde is 300 tot 450 seconden.
  • Indien deze testen niet beschikbaar zijn in het lokale laboratorium, overweeg een PT met als streefwaarde 1,5 tot 2,5 keer de uitgangswaarde. Het effect van bivalirudine kan gemeten worden vanaf vijf minuten na toediening.


Meten effect argatroban

  • Meet het effect van argatroban met de dTT, de streefwaarde is 0,8 tot 3,5 mg/L, twee uur na de laatste toediening. Indien deze test niet beschikbaar is in het lokale laboratorium, kan een aPTT met als streefwaarde 1,5 tot drie keer de uitgangswaarde gemeten worden. Bij PCI kan ACT gemeten worden, waarbij de streefwaarde 300 tot 450 seconden is.


Meten effect dabigatran

  • Meet indien nodig het effect van dabigatran met dTT, anti-IIa assay, ECT of ECA. De piekwaarde wordt op een vast moment na toediening bepaald, dit kan zijn binnen twee tot vier uur na toediening. De te verwachten waarden zijn dosisafhankelijk
  • Voor screening op de aanwezigheid van dabigatran, bijvoorbeeld voor een invasieve ingreep, is de TT zeer gevoelig. Een waarde boven de referentiewaarde van de gebruikte test geeft aanwezigheid van dabigatran in het monster aan. Bij niet beschikbaar zijn van de TT, kan de aPTT overwogen worden, een normale aPTT sluit een klinisch relevante dosis dabigatran nagenoeg uit. Echter, gevoeligheid is reagens afhankelijk, raadpleeg daarom het lokale laboratorium bij gebruik van deze test.


Meten effect rivaroxaban

  • Meet indien nodig de hoeveelheid rivaroxaban met een anti-Xa assay, gekalibreerd met rivaroxaban. De piekwaarde wordt op een vast moment na toediening bepaald, dit kan zijn binnen twee tot vier uur na toediening. De te verwachten waarden zijn dosisafhankelijk,
  • Voor screening op de aanwezigheid van rivaroxaban is PT de gevoeligste in de meeste laboratoria beschikbare test. Echter, gevoeligheid is reagens afhankelijk, raadpleeg daarom het lokale laboratorium bij gebruik van deze test. Een normale PT uitslag sluit de aanwezigheid van rivaroxaban niet uit.


Meten effect apixaban

  • Meet indien nodig de hoeveelheid apixaban met een anti-Xa assay, gekalibreerd met apixaban. De piekwaarde wordt op een vast moment na toediening bepaald, dit kan zijn binnen twee tot vier uur na toediening. De te verwachten waarden zijn dosisafhankelijk,
  • Voor screening op de aanwezigheid van apixaban is nog geen goede test beschikbaar, dRVVT lijkt het gevoeligste. Gebruik de anti-Xa assay om aanwezigheid van apixaban uit te sluiten.


Meten effect edoxaban

  • Meet indien nodig de hoeveelheid edoxaban met een anti-Xa assay, gekalibreerd met edoxaban. De piekwaarde wordt twee uur na toediening bepaald. De te verwachten waarden zijn nog onbekend.
  • Voor screening op de aanwezigheid van edoxaban kunnen aPTT en PT geschikt zijn, echter de gevoeligheid is reagens afhankelijk, raadpleeg daarom het lokale laboratorium bij gebruik van deze test.


Meten effect COX-1-remmers (COX-1)

  • Het routinematig controleren van het effect van COX-1-remmers in patiënten wordt niet aanbevolen.
  • Meet indien nodig de werkzaamheid van acetylsalicylzuur of carbasalaatcalcium met een trombocytenaggregatietest (de Verify Now aspirin test, de Multiplate-ASPI test, de PFA-epinefrine of LTA).


Meten effect P2Y12-remmers (clopidogrel, prasugrel en ticagrelor)

  • Het routinematig controleren van het effect van P2Y12-remmers in patiënten wordt niet aanbevolen.
  • Controleer indien nodig de werkzaamheid van de P2Y12-remmer met behulp van een trombocytenaggregatie test (Verify Now P2Y12 test, Multiplate ADP test, PFA-200 P2Y test of LTA).