Mechanische en biologische hartklepprothesen

Uit Stolling en Antistolling
Ga naar: navigatie, zoeken

Mechanische hartklepprothesen

Mechanische hartklepprothesen worden in verreweg de meeste gevallen geïmplanteerd in de mitralispositie of in de aortapositie. Alle patiënten met een mechanische hartklepprothese moeten worden behandeld met een VKA vanwege het hoge risico op een trombo-embolie. Dat hoge risico wordt veroorzaakt door het lichaamsvreemde materiaal van de mechanische klep en door de veranderde bloedstroom rond de aanhechtingsplaats van de klep. De periode van instelling vlak na de implantatie wordt overbrugd met een LMWH.

Het risico op een trombo-embolie is verschillend:

  • Het risico is bij een mechanische mitralisklepprothese hoger dan bij een mechanische aortaklepprothese.
  • Het risico is hoger bij patiënten met een aorta- én een mitralisklepprothese.
  • Het risico verschilt per type klep. Vroegere generaties hartklepprothesen hebben een groter risico op een trombo-embolie dan de huidige generaties (’bileaflet valve’ of ’dubbeldeursklep’, of een moderne ’kantelschijfklep’).
  • Het risico op een trombo-embolie bij een mechanische klepprothese is hoger bij additionele risicofactoren zoals hoge leeftijd, aanwezigheid van atriumfibrilleren, vergroot linker atrium, lage ejectiefractie en een voorgeschiedenis van myocardinfarct. Als een of meerdere van deze factoren aanwezig zijn moet worden ingesteld in de hoge therapeutische range.


Meest bekende mechanische hartklepprothesen

Oude generatie mechanische hartklepprothesen. Zowel de mechanische mitralis- als aortaklepprothesen, al of niet met risicofactoren, worden ontstold in de hoge intensiteitsgroep. De meest bekende mechanische klepprothesen in deze groep zijn:

  • caged ball valve (bal-in-kooi-klep) o.a. Starr-Edwards
  • caged disk valve (schijf-in-kooi-klep) o.a. Starr-Edwards 6500, Kay Shiley
  • monoleaflet disk valve of tilting disk valve (kantelschijf-klep) o.a. Björk-Shiley convexo concave valve, Björk-Shiley spherical-disk valve

Nieuwe generatie mechanische hartklepprothesen. Alle mechanische mitralisklepprothesen en aortaklepprothesen mét een of meerdere risicofactoren worden ontstold in de hoge intensiteitsgroep. Aortaklepprothesen zónder een risicofactor worden ontstold in de lage intensiteitsgroep. De meest bekende mechanische klepprothesen in deze groep zijn:

  • bileaflet valve (dubbeldeursklep) o.a. St. Jude Medical valve (not Silzone), Carbomedics, On-X, Sorin
  • monoleaflet disk valve of tilting disk valve o.a. Medtronic Hall

De bileaflet mechanische klepprothesen worden in Nederland verreweg het meest frequent geïmplanteerd.

Biologische hartklepprothesen

Voor de antitrombotische behandeling van de biologische hartklepprothesen gelden de volgende aanbevelingen:

  • Biologische hartklepprothesen lijken in de eerste 3 maanden na implantatie zonder antistolling een relatief hoog risico op een trombo-embolie te hebben, namelijk meer dan 5%. Dit geldt met name voor biologische hartklepprothesen in de mitralispositie. Om die reden wordt in deze eerste 3 maanden een van de VKA’s voorgeschreven. De periode van instelling vlak na de implantatie wordt overbrugd met een LMWH.
  • Bij aanwezigheid van andere risicofactoren - een voorgeschiedenis van een trombo-embolie en/of stolsels in het linker atrium -wordt de antistollingsbehandeling met een VKA tenminste een jaar gecontinueerd.
  • Na de behandelingsperiode met een VKA wordt overgegaan op acetylsalicylzuur.